BOS in commons


Wethouder Groot Wassink werpt de vraag op:

“Hoe maken we het mogelijk dat meer kwetsbare Amsterdammers duurzaam participeren, zingevend bezig zijn voor zichzelf, hun omgeving en de stad, waarbij hun mogelijkheden optimaal tot hun recht komen, uitgaande van de beschikbare en potentiële expertise en financiële middelen?” 

Daarmee spreekt hij terecht zijn twijfel uit over de ‘systeemwereld’ die de staat in het sociale domein op de been heeft gebracht. Die wereld, die wordt gevormd door (in mindere mate) Rijk en provincie en (in meerdere mate) de centrale stad, stadsdelen en instellingen, is enorm rijk (ook in financiële zin).
Toch lukt het niet om juist de Amsterdammers die soms al generaties lang aan de kant staan, zo’n perspectief te bieden. Via inkoop wil de wethouder het initiatief verleggen naar de markt (b.v. naar sociale firma’s). Dat is één spoor. Een ander spoor is versterken van de civil society.


Beide nieuwe sporen hebben last van de systeemwereld die aan alle kanten (bij aanbieders en consumenten van diensten, bij bestuurders en burgers) verwachtingen en gedragingen heeft ingesleten die vol zitten met foute aannames en logica’s en handelwijzen die onuitroeibaar lijken. Te veel belangen en schijnzekerheden hebben zich opgehoopt tot een berg (zie het blauwe linkerrijtje in het schema).

Die berg ontneemt het zicht op een aantrekkelijker en menselijker vertrekpunt en handelingsperspectief (zie het groene rijtje). Die twee rijtjes contrasteren sterk, maar moeten niet gelezen worden als of-of. Er is niets tegen de rationaliteit van het blauwe rijtje, maar als het over zaken gaat die de wethouder in beweging wil brengen, moet ze van haar troon (toetssteen van beleid, alfa en omega van juist handelen) gestoten worden. Zij vormt een belemmering voor de gemeenschapszin waar commons om draaien. Een antwoord op de vraag van de wethouder begint met het benoemen van waarden die door de rationaliteit van de systeemwereld aan het oog onttrokken worden. Die waarden hebben we na tien jaar onderzoek samengevat in het BOS-principe (zie het laatste vakje in het groene rijtje: van binnenuit, van onderaf en samen). BOS vormt een programma en een agenda voor commonontwikkeling. Die begint altijd met een concreet probleem, nood of behoefte en vervolgens met het besef dat je een vertrekpunt moet kiezen dat contrair is aan de systeemlogica.

Binnenuit staat voor: deelnemers stellen zich niet buiten of boven het probleem, maar maken er deel van uit. Als je geen deel uitmaakt van het probleem, kun je ook geen deel uitmaken van de oplossing. Dat staat tegenover wat managers in hun MBA-opleiding leren: je bent óf deel van het probleem, óf deel van de oplossing. Een common vertrekt vanuit: het ene perspectief is niet belangrijker dan het andere. Benut verschillende expertises, altijd ook dat van mensen in een kwetsbare positie. Geef stem aan mensen die vaak niet gehoord worden, of zelfs overgeslagen worden. Commons doen dat. Ze maken van klanten weer mensen. Ze maken zelfs van functionarissen weer mensen. Zo’n vermenselijking van verhoudingen (waarachtig contact op basis van gelijkwaardigheid is een voorwaarde voor gemeenschappelijk (zelf)vertrouwen en wederkerigheid. En dat is een voorwaarde om het particuliere en het algemene belang ook op de lange duur verbinden. Dat is de zin van gemeenschapszin. 

Onderaf staat voor: behoeften gestuurd, in plaats van aanbodgericht, samen in dialoog oplossingen vinden. Specialisten die van boven- en buitenaf het ‘zeker weten’ (‘Ik heb er voor doorgeleerd’) blijken bij het vinden van oplossingen van complexe vraagstukken (bij voorbeeld vraagstukken die met armoede en sociale uitsluiting samenhangen) eerder een belemmering dan een steun.
Van onderaf werken vraagt daarom het vermogen tot onzeker weten. Dat houdt in omgaan met ongewisse situaties door ‘zeker weten’ los te laten en daarmee afhankelijkheid van experts die het verlossende antwoord geven.
Onzeker weten gaat uit van de kracht van diversiteit, pluriformiteit en maatwerk. De gemeenschapszin van commons draait om zulke inclusieve vermogens. Zij is niet allereerst op zoek naar economische maar naar sociale en/of ecologische waarde. Commons benutten onzekerheid (met alle spanningen en conflicten die daarbij spelen) en zetten die om in ‘samen weten’.

Samen betekent benutten van de beschikbare krachten van instanties, professionals en bewoners. Dat staat tegenover de neiging van de systeemwereld (en ook de marktwereld) om problemen te isoleren en oplossingen aan specialisten over te laten.
Commons beperken zich niet tot coördinatie (ik ben hier goed in, jij bent daar goed in, laten we elkaar met rust laten) maar zijn op zoek naar co-creatie, d.w.z. naar onvoorspelbare kansen die pas in partnerships met professionele krachten en in bondgenootschappen met bewoners aan het licht komen. Onderweg houden ze de rationele logica op een laag pitje en versterken ze de relationele logica.