Van wie is de Wind Op Zee? – verslag

Nog net een paar dagen voor de versoepelingen vond het eerste Commons Lab van 2022 via Zoom plaats. Dit keer met een uitstapje naar de Noordzee. Want van wie is de Wind Op Zee? Met energietransitie naar hernieuwbare energie ligt er ook de kans om het energiesysteem op een andere manier te organiseren. In tegenstelling tot fossiele brandstoffen is hernieuwbare energie lokaal, vaak kleinschalig en decentraal. Dit geeft de mogelijkheid om energieproductie te democratiseren. Op het land kun je deze beweging dan ook herkennen, burgers gaan er zelf mee aan de slag en/of organiseren zichzelf in energiecoöperaties voor wind en zonne-energie. Maar op de Noordzee worden er grootschalige plannen gemaakt. Volgens de plannen van het Klimaatakkoord wordt er al in 2030 meer windenergie opgewekt op zee dan op land. De ontwikkeling van deze windparken is in handen van slechts enkele bedrijven. Maar is hernieuwbare energie van zon en wind niet bij uitstek een commons die we niet moeten willen privatiseren en uitbesteden aan multinationals en grote investeerders? Kunnen we deze energieproductie democratiseren? Wat is de mogelijke rol van burgers?

Om die vragen te kunnen bespreken luisterden we eerst naar een uitgebreide introductie over de stand van zaken rond Wind Op Zee van Frans van der Loo. Hij is lid van de werkgroep Participatie Wind op Zee van Energie Samen, het nationale verband van energiecoöperaties, en al sinds 1986 bezig met windcoöperaties. Maar eerst luisterden we naar een presentatie van Henk Wagenaar om ons up-to-date te brengen met de commons-theorie en de theoretische voortgang sinds Nobelprijswinnaar Elinor Ostrom’s design principles voor de commons. Daarvoor richt Wagenaar zich op het werk van Bollier en Helfrich en diens commoning trias, waarin je de organisatie en het functioneren van commons in samen kan vatten. Lees hierover meer. Deze commons inleiding fungeerde ook als basis voor de daaropvolgende discussie: wat valt er te commonen bij windparken op zee?

Stand van zaken

Frans van der Loo ging in op de karakteristieken van Wind Op Zee en de verschillen met Wind Op Land. Het is veel grootschaliger en de nodige investering voor een windpark op zee met 150 turbines van 10MW ligt rond de €4,5 miljard euro. Tot nog toe zijn de eigenaars van deze windparken Oersted, Eneco, Shell, Mitsubishi (die inmiddels Eneco hebben overgenomen), Van Oord, Vattenfall. Maar het gaat niet alleen over wie de eigenaar is, maar ook over waar de stroom naartoe gaat. Een deel zal via Eneco of Vattenfall bij consumenten terechtkomen, maar er worden ook overeenkomsten over afname gesloten met grote bedrijven. Zoals je ook terug ziet in de discussie rond de komst van datacentra. De ontwikkelaars kijken juist naar deze stroom-afname afspraken met bedrijven, vooral nu de subsidie voor Wind Op Zee zo goed is afgerond, en dan wordt het wel erg interessant om de afname contractueel vast te leggen.

Als je kijkt naar de procedures van de ontwikkeling zie je dat alhoewel de overheid niet uitvoerend is toch zeker wel aan het stuur zit. Na het succes van de Borssele windparken probeerde de overheid ontwikkelaars te vinden zonder subsidie, en dat lukt. Wind Op Zee is nu zo lucratief dat de overheid steeds meer van de winst probeert af te romen. Zo krijgt een potentiële ontwikkelaar nu meer punten in de tender als het ook met een financieel bod komt voor de overheid. Het zou weleens kunnen dat de overheid in de toekomst kavels op de Noordzee zal gaan veilen.

Bij Wind Op Land is er een gedragscode voor proces- en financiële participatie van omwonenden, bij Wind Op Zee bestaat dit (nog) niet. Tussen WOL en WOZ is ook een belangrijk beleidsmatig aangebracht onderscheid, waardoor klimaatdoelstellingen op land niet volbracht kunnen worden door windturbines op zee.

Commons en windparken

Ten eerste, is er bijvoorbeeld al het Noordzee Akkoord tussen de windsector, visserij en natuurorganisaties. Dat zou je kunnen zien als een commons-achtige governance voor gemeenschappelijk gebruik van de windparken gebieden. Er liggen dan ook mogelijkheden voor medegebruik en bij de windparken op zee. Want er ligt behoorlijk veel ruimte tussen de turbines, voor bijv. drijvende zonnepanelen of zeewierteelt. Meervoudig gebruik dus. Bij nieuwe windparken die worden gebouwd kunnen nu dus ook vergunning aangevraagd worden voor dit soort activiteiten.

Maar veel ambitieuzer zou natuurlijk dat je als burgerconsortium meedoet aan een tender en een windpark bouwt. Dat is een ideaal beeld met volledig eigenaarschap en verantwoordelijkheid. Als je kijkt naar coöperaties bij WOL zie je dat ze vaak bijna hobby-achtig begonnen zijn, maar ze groeien soms uit naar grote professionele bedrijven met meerdere projecten tegelijkertijd. Wil je iets op zee? Dan zal dat ook op zo’n professionaliseerde manier moeten doen.

Het wat haalbaarder model is het Meewind-model. Meewind maakt burgerparticipatie bij WOZ mogelijk, maar dit is dan wel enkel financiële participatie. Meewind doet ook al mee met een aantal parken in België. Gezien het in de vorm van aandelen gaat ben je ook daadwerkelijk voor een deel eigenaar. Meewind bundelt en kanaliseert ook die individuele aandeelhouders, waardoor ze natuurlijk ook wel serieuze zeggenschap hebben. Het gaat dan alleen niet over wat er met de stroom gebeurt.

En een paar dagen geleden werd bekend dat Energy4All, een koepelorganisatie van energiecoöperaties ala Energie Samen, samen met enkele grote energiebedrijven een tender heeft gewonnen om een drijvend windpark aan de Schotse kust te ontwikkelen.

Tenslotte zie je bij veel windenergie projecten dat men een omgevingsfonds inricht, waar een deel van het financiële rendement in komt. Bij WOL zie je Oersted in het Verenigd Koninkrijk vaak ook een community-fund inrichten dat lokaal investeert in de gemeenschap.

PWOZ (Participatie WOZ), waarvan Frans lid is en dat sinds kort ook een werkgroep is van Energie Samen, doet aan beleidsbeïnvloeding en probeert ook om burgerparticipatie onderdeel te maken van het kavelbesluit en van de tendercriteria. Verder deed PWOZ eerder mee met Meewind aan een tender van het HKZ windpark.

Mogelijkheden en uitdagingen

Na de verhelderende presentatie van Frans van der Loo was er ruimte voor discussie. Één van de onderliggende hindernissen die we zagen voor het vergemeenschappelijken van energieproductie is de energiemarkt zelf, die zodanig in elkaar zit dat verschillende energiesoorten aan elkaar gekoppeld met daarop een prijs geplakt. Zie dit rapport van TNI over de liberalisering van de energie productie, transport en distributie in de afgelopen decennia.

Verder was er natuurlijk de vraag wie en waar de ‘gemeenschap’ is als je het over gigantische windparken hebt op de Noordzee en daar met een commons lens naar kijkt. Een ander mogelijk model waarmee de windparken democratiseert zou het Noorse Equinor/Statoil kunnen zijn. Een bedrijf dat de Noorse oliewinning uitvoert en waarvan de staat voor 67% eigenaar is. Oftewel, iets ala de NAM oprichten maar dan voor hernieuwbare in plaats van fossiele energie. Maar bij Statoil hebben ze in tegenstelling tot Nederland en de ontdekking van het Slochteren gasveld in 1963 de opbrengsten multigenerationeel gewaarborgd in een vermogensfonds met strikte voorwaarden.

Een tegenargument hierbij is dat je door een groot publiek bedrijf met een vrijwel onbegrensd vermogen en capaciteit juist de enorme dynamiek om zeep helpt die je nu ziet in de coöperatieve beweging: met de participatie van tienduizenden burgers die direct betrokken zijn bij energieproductie en alle creativiteit die daarbij komt kijken. Een soort tussenvorm zou fijner zijn. Bijvoorbeeld wanneer een stad of lokale regio met een goed georganiseerde gemeenschap met ondernemers, gemeente en bewoners, meedoet aan een windpark op zee. Energie Samen zou zo’n faciliterende rol op zich kunnen nemen om verspreidt door het land gemeentes hierin te betrekken. Een beetje zoals bij het eerder genoemde Schotse voorbeeld van Energy4All. Daarnaast ligt er bij Wind Op Land nu een eis dat er 50% eigenaarschap/participatie van burgers en omwonenden moet zijn. Dit zou een politiek actiepunt kunnen zijn om ook af te dwingen bij de tendercriteria van WOZ.


Verder liggen er mogelijkheden bij systeemintegratie. Wat je ziet gebeuren is dat de grote industriebedrijven rond bijvoorbeeld het Noordzeekanaal nu windparken contacteren om energie af te nemen. Maar wat als bijvoorbeeld een stad als Den Haag datzelfde doet en alle energie van een windpark opneemt? Het is niet zomaar een contract, want het betekent ook dat je de pieken en dalen opvangt (wanneer er veel/geen wind staat), en dat de stad bij wijze van spreken een batterij wordt die energie opslaat. Dan krijg je integratie tussen leverancier en gebruiker. Een mede-afhankelijkheid en niet enkel een eenzijdige wind-monopolist op zee. En de markt is dan niet langer het allocatiemechanisme. En op die manier is er ‘een gemeenschap’ die weer over de energie gaat.

Een soortgelijk voorbeeld dat in de discussie naar boven kwam is wanneer in plaats van Eneco een grote burgercoöperatie de stroom afneemt van het windpark. Of denk aan Amsterdam Nieuw-West, dat moeilijk volledig haar energie zelf kan opwekken.

Tot slot concludeert Frans van der Loo dat de ontwikkeling bij WOZ erg snel gaat. Nog niet zo lang terug was de windsector al blij dat ze in staat bleken om een windpark in de Noordzee te maken dat werkte. De tendercriteria gingen toen puur over de financiële haalbaarheid en de benodigde subsidies. Er was nog geen plek voor natuurontwikkeling of zeewierteelt. En nu we een paar windparken verder zijn worden criteria voor innovatie, systeemintegratie en ecologie onderdeel van de tender. Zo evolueert deze ontwikkeling zich en raakt het steeds meer geïntegreerd in de maatschappelijke context. Maar dat gaat wel snel, en we moeten daar wel bij zijn met onze waarden, want zonder die inbreng gaat het niet een commoning kant op.

Je ziet dat de ontwikkeling bij WOZ gaat. Eerst was de windsector al blij genoeg om een windpark te maken dat werkt. De tendercriteria ging puur over financiële haalbaarheid. Er was nog geen plek voor natuurontwikkeling of zeewierteelt. En nu een paar windparken verder is daar al ruimte gekomen en zijn er criteria voor innovatie, systeemintegratie en ecologie onderdeel van het tender. Zo evalueert deze ontwikkeling en raakt het steeds meer geïntegreerd in de maatschappelijke context.. Maar het gaat snel, we moeten daar wel bij zijn, zonder inbreng gebeurt er niks. Dus dan moeten we er bij zijn met onze waarden.

Download hier de powerpointpresentaties van Frans van der Loo en Henk Wagenaar:

Plaats een reactie