Commons Lab 2021 #1 – Geld & Macht (tweeluik – deel 2) – 13-1-2021
Op woensdag 13 januari vond het tweede deel plaats van het tweeluik over Geld & Macht. In het eerste deel eind november spraken we oa over de omvang en aard van de beweging en over de rol van de overheid. In dit deel begonnen we met geld en gaf Henk Wagenaar een korte toelichting op zijn pleidooi voor een Commonsbank. Later spraken we met Clemens Mol (wooncoöperatie expert bij !WOON) en Josta van Bockxmeer (betrokken bij De Nieuwe Meent en correspondent Wonen voor De Correspondent) over wooncoöperaties en commoning op het gebied van huisvesting.
Geld als publiek goed
Volgens Henk Wagenaar zijn er drie grote obstakels om inzicht te krijgen op hoe onze samenleving geld organiseert. Ten eerste vragen we ons zelden af hoe het georganiseerd is. Er is grote onwetendheid, niet alleen bij burgers maar ook bij experts. Ten tweede is alles met elkaar verknoopt. Het is een groot complex onderwerp, wanneer je een stukje begrijpt weet je nog niet hoe het geheel in elkaar steekt. Een derde obstakel is dat geld een erg moreel onderwerp is, het is bijna net zo met moraliteit omgeven als seks of religie. Het gemoraliseer over geld is constant, en dan niet alleen naar mensen die in de bijstand zitten, maar vooral ook naar de eigenaren van kapitaal. Maar geld is eigenlijk een publiek goed – net zoals energie, water en ov.
Eén van de meest basale onduidelijkheden zit al in de vraag van waar geld eigenlijk vandaan komt. De meeste mensen zouden antwoorden: dat doet de overheid. Of de Centrale Bank. Dat is niet onjuist, maar in de meeste landen schept de centrale bank maar zo’n 3% van het geld. Het zijn juist commerciële banken die het gros van het geld in omloop produceren, dat doen ze door leningen te verstrekken. Geld productie is dus onverbrekelijk verbonden met schuld. En over die schuld betaal je rente. Door de wijze waarop geldcreatie in elkaar steekt hebben we een economie die altijd moet groeien om die rente te kunnen verdienen. Door deze commerciële productie van geld hebben we ook geen greep op hoe geld verdeelt wordt. Banken kijken in de eerste plaats op hoe ze het meeste geld kunnen verdienen, in plaats van bijvoorbeeld betaalbare huisvesting financieren zijn ze bezig met financiële speculatie. En dan in tijden van crisis, of zoals nu met de pandemie, moeten centrale banken honderden miljarden euro’s in het systeem pompen om het overeind te houden.
Er is echter een rijk verleden van publieke banken. Banken gebaseerd op een solidariteitsprincipe die juist investeerden in publieke zaken en kleine bedrijven. Deze banken (waaronder de voormalige Nederlandse Postbank) zijn vercommercialiseerd en bestaan niet langer op die manier. Als we de problemen omtrent geldcreatie serieus nemen zouden we publieke banken weer moeten herintroduceren. Burgers kunnen daar dan hun geldzaken doen, en gezien een publieke bank niet als primaire taak winst maken heeft kan deze goedkoper leningen aanbieden aan particulieren en mkb.
Henk Wagenaar eindigt met een pleidooi om de gemeente Amsterdam te overreden om een Commonsbank te beginnen. Ter financiering van burgerinitiatieven in bijvoorbeeld zorg, energie en wonen. In plaats van subsidie worden er lage rente leningen verstrekt, met begeleiding van sector-specialisten. Er moet dan met name ook zeggenschap zijn van burgers over de bank, dus democratisch gemanaged in plaats van commercieel.
Wooncoöperaties – 10% in 2040?
Het tweede gedeelte ging over huisvesting en vastgoed – nogal een belangrijk onderdeel van het financieel systeem, zeker ook in Nederland met zo ongeveer de hoogste gemiddelde hypotheekschuld ter wereld. Vanwege het gebrek aan betaalbare huisvesting is er hernieuwde interesse in de wooncoöperatie, als derde woonvorm naast koop en huur. Een wooncoöperatie is een initiatief waar de bewoners of leden zelf het beheer op zich nemen. In landen om ons heen is het een relatief veelvoorkomende vorm, zo legt Clemens Mol uit. Dat dit in Nederland niet zo is komt voor een groot deel doordat de volkshuisvestingsector heel goed veel betaalbare woningen wist te produceren.
Duitsland telt 2,4 miljoen woningen in de coöperatievorm, maar veel daarvan is behoorlijk elitair en weinig commons. Specifiek haalt Clemens het voorbeeld van Miethäuser Syndikat aan. Woningprojecten worden lid van het Syndikat, dit is dan geen centrale die alles voor je regelt, woningen blijven in zelf-beheer van bewoners die autonomie behouden, maar het vastgoed kan niet langer verkocht worden. Op die manier wordt het vastgoed gedecommodificeerd – oftewel uit de markt gehaald. Miethäuser Syndikat groeit snel en is van 90 projecten in 2015 tot 160 projecten nu gegroeid. In Nederland is VrijCoop opgericht met dezelfde insteek.
Amsterdam heeft uit gesproken dat in 2040 minstens 10% van alle woningen in het bezit moet zijn van een wooncoöperaties. Is dit wel realistisch of is het loze belofte? Clemens Mol wil geen voorspelling maken of dit gehaald gaat worden, maar het is wel degelijk een serieuze ambitie. Er komen binnenkort dertien locaties en een fonds voor woningcoöperaties van €50 miljoen waarmee coöperaties hun bancaire lening kunnen aanvullen. En ook belangrijk; vanaf nu spelen wooncoöperaties een rol naast in nieuwe woningbouw naast beleggers en corporaties.
Op dit moment zijn er een aantal initiatieven in de pilot-fase: De Nieuwe Meent, De Warren en Bajesdorp gaan allemaal nieuw bouwen. Maar er is ook nog altijd een klassieke coöperatie in Amsterdam: De Samenwerking. Ook een voorbeeld van middenhuur, wat in Amsterdam-Zuid behoorlijk apart is.
Inclusiviteit – marathons rennen
En ja, hoe inclusief en divers zijn wooncoöperaties nou eigenlijk? Zijn het niet enkel eilandjes van hoogopgeleide alternatievelingen? Clemens Mol geeft aan dat wooncoöperaties zich nog in een pilot-fase bevinden en daarmee niet bepaald laagdrempelig zijn: elk loket waar je langs moet kent het nog niet, en sarcastisch gezegd: ‘om succesvol een wooncoöperatie op te richten moet je 3 marathons, 3 triatlons en ook nog polstokhoogspringen. En als mensen dit lukt krijgen ze de kritiek dat ze het gedaan hebben’. Wanneer wonen in een coöperatie laagdrempeliger en makkelijker wordt zal het ook gemengder zijn, denkt Clemens.
Ook Josta van Boxcmeer van De Nieuwe Meent kan zich herkennen in de drie marathons vergelijking: ‘al die gemeentelijke procedures waar je doorheen moet, met al die regels en voorwaarden waar je mee moet dealen terwijl je niet een professional bent. En financiering is erg ingewikkeld en nauw, één gemiste subsidie deadline en het project zit in de problemen. [..] Daarnaast heb je als verhuurder van woningen een behoorlijke verantwoordelijk, daar zit veel regulering aan vast, maar daar moet je je als wooncoöperatie ook aanhouden.’
Commoning?
Maar hoewel Clemens hoopt op minder marathons geeft hij ook aan dat uiteindelijk commons begint met het besef dat iemand anders niet je gemeenschappelijke zaken voor je regelt. ‘Op het moment dat je deze verantwoordelijkheid weggeeft dan ben je je commons kwijt.’ Op de vraag of wooncoöperaties ook een oplossing voor groeiende dakloosheid kan zijn antwoord hij dan ook negatief. Wooncoöperaties zijn een aanvulling, niet een vervanging van de sociale huisvesting. Het oplossen van dakloosheid met meer betaalbare huisvesting moet primair zijn, daarna kun je pas kijken hoe ze regie en mee kunnen participeren in beheer.
Wat maakt een wooncoöperatie een common? Zijn alle wooncoöperaties commons? Zeker niet is de consensus. Bij een klassieke wooncoöperatie als de Samenwerking zijn bewoners gewoon huurders zonder extra plichten. De Nieuwe Meent presenteert zich als een ‘wooncooperatie op de principes van commoning’ en dat zit in de verantwoordelijkheid van de bewoners en hoe beslissingen gemaakt worden. En daarnaast dat je geen enclave bent zonder contact met de buurt, maar dat je ook samen met de buurt kijkt wat we voor elkaar kunnen betekenen en dat buurtbewoners ook gebruik kunnen maken van de voorzieningen.
Hierop volgt een discussie over besluitvorming. Zijn het niet ellenlange vergaderingen als je met consensus werkt en is er grote onderlinge spanning? Josta vindt het erg meevallen maar dat kan ook aan de groep liggen. Wel denkt ze een erg sterk gedeeld belang escalerende ruzies tegengaat: ‘Het is erg kwetsbaar dus je wil ook erg graag dat het goed gaat. Is je bezwaar sterk genoeg om tegen de groep in te gaan?’ Met commoning ontstaat nieuwe gedragsvormen. Ook bij wonen: voorbij het consumentengedrag van de huurder en niet het particuliere investeerders belang van de koper. Of zoals Clemens Mol het zegt, ‘vanwege je collectieve belang kun je niet gratis ruzie maken omdat dit zijn neerslag zal krijgen op je commons – en dat is iets wat verbindt’.
Voor verdere vragen over zelfbeheer en wooncooperaties, contacteer vooral Clemens Mol en !WOON: https://www.wooninfo.nl/vraagbaak/zelf-doen-en-organisaties/zelfbeheer/
Lees Josta’s artikelen over huisvesting en vastgoed in Nederland hier: https://decorrespondent.nl/jostavanbockxmeer
En steun de crowdfunding van De Nieuwe Meent: https://nieuwemeent.nl/crowdfunding/dashboard/