Deze memo is geschreven naar aanleiding van het volgende Commons Lab op woensdagavond 13 januari over Geld & Macht.
Henk Wagenaar – 2 januari 2021
- Waar Komt Geld Vandaan? Oftewel, de Grote Misleiding.
Geld confronteert ons met een paradox. Iedereen weet wat geld is en kan er – sommigen beter dan anderen – mee omgaan. Echter, weinigen weten hoe geld ontstaat. Waar het vandaan komt. Geld is er gewoon. Je kunt het verdienen, via je salaris, uitkering of je bedrijf. Het verschijnt of verdwijnt als bedragen op je internet bankrekening. Maar geld is er niet zomaar. Het wordt wel degelijk geproduceerd, in de letterlijke zin van het woord.
Wanneer je mensen vraagt hoe geld ontstaat zullen de meesten antwoorden: dat doet de overheid. Of, sommigen zullen zeggen, dat doet de Centrale Bank – in Nederland, de Nederlandse Bank. Dat is maar heel ten dele juist. In de meeste landen schept de centrale bank slechts zo’n 3% van het geld dat in omloop is. Dat zijn eigenlijk alleen maar de munten en bankbiljetten die we in onze portemonnee hebben. De vraag is waar die ander 97% vandaan komt.
Het antwoord is: commerciële banken. Commerciële banken scheppen geld door het verstrekken van leningen. Wanneer ik bijvoorbeeld een hypotheek afsluit bij de ING Bank van €300.000, dan maakt de bank dat bedrag over naar mijn bankrekening. Daarmee heeft de ING Bank €300.000 aan nieuw geld gecreëerd. Hetzelfde geldt wanneer een bedrijf een zakenlening afsluit. (Wanneer ik de hypotheek afbetaal wordt dat geld weer uit circulatie genomen.) Het hypotheekbedrag breng ik in omloop in de economie. Ik betaal er de eigenaar van het huis mee, bijvoorbeeld een bouwbedrijf, die het weer verder in omloop brengt door er de salarissen van zijn medewerkers van te betalen, die dat geld besteden bij de Jumbo of de Lidl, enzovoorts.
Je kunt het bovenstaande ook anders uitdrukken. Geld is een publiek goed. We hebben allemaal geld nodig om te leven en overleven in onze samenleving. In die zin is geld net zo’n publiek goed als de energie- en watervoorziening, het wegennet en openbaar vervoer. Het voelt misschien anders aan als energie of water, omdat je geld moet verdienen (je krijgt het niet gratis en voor niets) en omdat de overheid een deel weer van je afpakt in de vorm van belastingen. Maar, zoals we zullen zien, geld is wel degelijk en publiek goed en het is belangrijk dat we er zo ook over gaan nadenken. Maar de productie en het beheer van dat publieke goed – geld – hebben we in handen gegeven van commerciële partijen. We hebben geld in feite geprivatiseerd. Dat feit heeft verstrekkende – en grotendeels negatieve – gevolgen voor onze samenleving. Bovendien, het huidige geldstelsel is geen natuurverschijnsel. Het kan anders. Hieronder zet ik de bezwaren tegen het huidige geldstelsel op een rijtje en schets ik een alternatief.
Bezwaren
- Wanneer banken nieuw geld scheppen door middel van het verstrekken van leningen, brengen ze rente in rekening. Laat je niet misleiden door de ogenschijnlijk lage rentecijfers. Het gaat om heel veel geld. Wanneer je €100.000 tegen 3% met een looptijd van 20 jaar leent, betaal je €165.000 voor de hoofdsom en €135,971 aan rente.[1] Met andere woorden, over een lening van €100.000 betaal je bijna €200.000 extra over de gehele aflosperiode. Nu weet je waar banken de winst vandaan halen.
Maar dat is niet alles. Die €200.000 moet verdiend worden. Dat betekent dat die lening je in een spiraal van afhankelijkheden stort: afhankelijk van je werkgever, je woonplek, je partner (wanneer je je in een tweeverdienersrelatie bevindt) en natuurlijk de bank, de verstrekker van de lening. In groter verband betekent rente dat de economie permanent in een groeimodus staat. Het is niet voldoende dat de het bedrag van de lening wordt terugbetaald, maar je moet ook het extra bedrag verdienen om de lening plus de rente af te lossen.
Commerciële geldproductie is rechtsreeks verbonden met schuld. Via commerciële geldproductie wordt schuld in feite aangemoedigd. En de overheid draagt daaraan bij door bijvoorbeeld de hypotheekrente aftrekbaar te maken. Veel gezinnen en bedrijven kijken dan ook aan tegen een grote schuldenlast. Schuld betekent dat geld, veel geld, wegvloeit naar banken. Bovendien weten we allemaal dat de obsessie met economische groei aan de voet ligt van de klimaatcatastrofe. Permanente economische groei in een eindige wereld kan nu eenmaal niet. Het huidige geldsysteem draagt dus rechtsreeks bij aan onze klimaatproblemen. - Een tweede probleem heeft te maken met hoe we ons geld besteden. Je moet onderscheid maken tussen de productie en, wat economen noemen, de allocatie van geld. Dat laatste zijn de beslissingen over hoe we ons geld besteden en investeren. Wanneer, bij wijze van voorbeeld, mijn schoonzoon geld leent om zijn tatoeagestudio uit te breiden, dan investeert hij in deze bedrijfstak. Het probleem is dat commerciële banken een enorme invloed hebben op investeringsbeslissingen – en dat heeft weer verstrekkende maatschappelijke gevolgen. De bank kan bijvoorbeeld besluiten geen lening te verstreken aan een burger energie coöperatie die wil investeren in een windmolen. Of, geen hypotheek te verstrekken aan een gezin dat een woning wil kopen in De Baarsjes. Maar wel een miljoenenlening vertrekken aan een vastgoedspeculant of een internationaal energieconglomeraat dat op niet-duurzame wijze energie produceert.
Bij commerciële banken gaat het, net als bij ieder bedrijf, om winst. Winst vertaalt zich in de prijzen van de aandelen en de inkomens van de bedrijfstop. (Zie hieronder.) Een commerciële bank is dus geneigd haar geld in te investeren in zaken die de hoogste en de snelste winst opleveren. En dat zijn doorgaans niet maatschappelijk gewenste en duurzame projecten. De investeringshorizon van dergelijke projecten is vaak veel verder weg en de financiële – maar niet de maatschappelijke – opbrengst geringer. - Een derde probleem is het morele risico van commercieel bankieren. De term moreel risico betekent dat een situatie zo georganiseerd is dat hij uitnodigt om grote risico’s te nemen op andermans kosten of om regelrecht te frauderen. We hebben gezien hoe voorafgaande aan de financiële crisis van 2008, banken enorme risico’s namen met exotische financiële instrumenten. Toen plotseling het vertrouwen uit de markt verdween draaiden nationale overheden en centrale banken op voor de kosten.
Bij banken is het morele risico groot omdat 1) de organisatie van het financiële stelsel volstrekt ondoorzichtig is, en banken daarom 2) een enorme informatievoorsprong hebben en 3) de opbrengst groot is. Dit is niet de plaats om in detail de technische complexiteit van het financiële stelsel te bespreken. (Wie heeft er bijvoorbeeld gehoord van de Repo-markt die in feite de trigger was van de crisis van 2008?) Dan zou dit stuk veel te lang worden. Een deel van de ingewikkeldheid komt voort uit het gegeven dat we een enorm systeem waarin per dag miljoenen transacties plaatsvinden draaiende moeten houden. Maar een deel van die complexiteit is moedwillig – en wordt ook geëxploiteerd door de banken. Het globale financiële stelsel wordt bepaald door tientallen, vaak zeer technische, wetten, regelingen en praktijken. Die maken enerzijds een soepel internationaal financieel verkeer mogelijk. (Hoewel critici grote vraagtekens plaatsen bij de wenselijkheid van frictieloos internationaal kapitaalverkeer.) Maar diezelfde regelingen bevoordelen vrijwel altijd de sector zelf.
Een van de meest destructieve gevolgen van de moedwillige ondoorzichtigheid van het financiële stelsel is dat het banken uitnodigt tot financiële speculatie. Dat wil zeggen banken investeren in, vaak risicovolle, financiële producten met als enig oogmerk om er geld aan te verdienen. Zulke transacties staan volledig los van de echte economie van het midden-en kleinbedrijf, de landbouwsector enzovoorts. Critici van het financiële stelsel zeggen dan ook dat de financiële sector zich heeft losgezongen van de echte economie – met één belangrijke uitzondering. Financiële speculatie maakt het bankenstelsel zeer instabiel – zoals we hebben kunnen zien in 2008 en dit jaar met de Covid-pandemie. Alleen met behulp van enorme reddingsacties van Centrale Banken, die zonder uitzondering de eigenaren van kapitaal bevoordelen, blijft het stelsel overeind. Maar die reddingsacties vergroten de staatsschuld, wat weer tot bezuinigingsacties leidt. Wat dat betekent hebben we in Nederland zelf kunnen ervaren: een kaalslag in de sociale sector, het onderwijs en de (gezondheids-)zorg. Zo hebben de risicovolle speculaties van banken wel degelijk effect op de levens van gewone mensen. Dit moreel dubieuze stelsel wordt in stand gehouden door de draaideur die bestaat tussen banken en politiek. Oud-politici worden opgenomen in de Raad van Bestuur van grote banken (Wim Kok – ING) en omgekeerd worden bankiers van de grote investeringsbanken benoemd tot minister. In het algemeen heeft de bankensector het oor van de overheid. - De overheid heeft geld nodig om aan haar wettelijke taken te kunnen voldoen. Die bestaan uit het aanleggen en onderhouden van infrastructuur, het uitoefenen van haar zorgtaak (onderwijs, gezondheidszorg, sociale zorg), het in stand houden van de rechtspleging, het uitoefenen van haar beschermingstaak (politie en defensie) en het onderhouden van internationale betrekkingen. Omdat commerciële banken het leeuwendeel van ons geld scheppen, is de overheid in de vreemde positie gekomen dat haar, om over de financiële middelen voor die taken te beschikken, slechts twee wegen open staan: belasting heffen en lenen op de internationale kapitaalsmarkten. Dat kost handen vol geld en is onnodig. Indien de overheid zelf geld zou scheppen zou het geen rente op het geleende geld hoeven te betalen. Ook de belasting zou omlaag kunnen. (Hoewel er naast het innen van gelden andere goede redenen zijn om belasting te heffen.) In 2021 besteedt de overheid, op uitgaven van 336,6 miljard, 3.7 miljard aan rentelasten, iets meer dan 1% van het de totale uitgaven.[2] Dat is geld dat ook aan iets anders besteed had kunnen worden. Dan laten we nog buiten beschouwing de inkomsten die de overheid misloopt omdat commerciële banken de rente voor hun lenigen opstrijken.
- Tenslotte, door twee van de meest belangrijke functies in een samenleving – het scheppen en besteden van geld – vrijwel geheel in handen te leggen van commerciële partijen ontbreekt de democratische controle op de uitoefening van deze functies vrijwel geheel. We zouden dit als burgers onaanvaardbaar vinden als het ging om bijvoorbeeld het functioneren van het zorgstelsel, het openbaar vervoer of het onderwijs. Maar niet alleen is geldcreatie en het investeren daarvan geen onderwerp van democratisch debat (allen de uitgaven van de overheid zijn daaraan onderworpen), het bizarre is dat we dit ook heel gewoon vinden.
Het zal duidelijk zijn: de private productie van geld die de commerciële banken een sleutelpositie in het geldverkeer, de economie en de samenleving toekent, brengt grote problemen teweeg. Door hun investeringsbeleid zijn commerciële banken een belangrijke factor in het najagen van permanente economische groei, de opwarming van de aarde en de verwoesting van het ecosysteem, het ontstaan van groteske inkomensongelijkheid, het creëren van ondraagbare schuldenlasten voor particulieren, bedrijven en overheden en de daarmee samenhangende mythe van overheidsbezuinigen, en het verwaarlozen van de zorgtaak van de overheid. De vraag is: Is er een werkbaar alternatief?
Het antwoord luidt: Ja. De publieke bank. In het vervolg van dit memo beschrijf ik kort wat een publieke bank is en hoe deze een rol kan spelen voor de burgers en professional in het Commons Lab.
2. De Publieke Bank
Het interessante is dat publieke banken al minstens anderhalve eeuw oud zijn. Aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden in verschillende Europese landen coöperaties van boeren en arbeiders die geld samenbrachten via bijdragen van leden en dit ter beschikking stelden aan hun leden om hun bedrijf te financieren of huisvesting te regelen. Deze coöperaties waren gebaseerd op het solidariteitsprincipe – de ondernemingsrisico’s werden gespreid. Vele van deze coöperaties zijn tot diep in de twintigste eeuw actief gebleven (de Credit Unions in de UK, de landbouwcooperaties in Nederland) totdat de meesten in de jaren tachtig van de vorige eeuw vercommercialiseerd werden.
Een publieke bank hoeft niet per se als een coöperatie georganiseerd te zijn. De voormalige Nederlandse Postbank ) is een voorbeeld. Die is in 1818 door de overheid opgericht als Rijks Post Spaarbank om het sparen onder de bevolking te stimuleren. Het interessante is dat in 1914 onder de vlag van de RPS een Algemene Nederlandse Centrale Middenstandsbank werd opgericht met het doel om kredieten aan het Nederlandse midden-en kleinbedrijf te verstrekken. Beiden banken waren in handen van de overheid. Die verstrekking verliep via een tussenlaag van regionale en lokale publieke banken (Middenstandskredietbanken en Coöperatieve Middenstandsverenigingen). In 2007 is de Postbank opgegaan in de ING bank; 7,5 miljoen rekeninghouders moesten toen bankieren bij een grote commerciële bank.[3]
Wat zijn de kenmerken van een publieke bank? Het bovenstaande voorbeeld illustreert de twee belangrijkste kenmerken. Ten eerste, kunnen burgers en MKB hun financiële transacties afwikkelen bij de publieke bank. Rekeninghouders weten dat hun geld veilig is (de garantie van het banksaldo tot €100.000) is niet meer nodig. Ten tweede kan de publieke bank geld ter beschikking stellen aan particulieren en het MKB. Particulieren kunnen bij de bank bijvoorbeeld een hypotheek opnemen. Omdat de bank niet hoeft te concurreren kan ze lagere rente in rekening brengen maar ook verantwoordelijker lenen (tegen realistische taxatiewaarde, niet meer dan 20% van het netto-inkomen aan woonlasten, maximaal 20 jaar aflossingstijd; dit brengt tevens de huizenprijzen omlaag). Lenigingen aan het MKB verlopen via regionale en lokale banken en kredietmaatschappijen. Bij voorkeur zijn die coöperatief georganiseerd. Het grote voordeel is dat deze kleine regionale banken dicht bij de klant staan en deze meestal goed kennen. De ‘credit officers’ van regionale banken zijn ter zake kundig en denken met de klant mee hoe deze haar zakenplan kan verwezenlijken. De kredietvertrekking is gebaseerd op een realistische inschatting van het ‘business plan’ van de onderneming.[4]
Publieke banken behoeven geen winst te maken. Ze moeten er alleen voor zorgen dat ze geen verlies maken. Daardoor kunnen de apparaatskosten laag zijn, evenals de rente die ze in rekening brengt. De bank hoeft geen exorbitante bonussen of salarissen aan haar managers uit te betalen of eindeloos reclame maken voor nieuwe kredietprodukten. De bank wordt gegarandeerd door de staat, maar mag niet op internationale kredietmarkten actief zijn of zich bezighouden met financiële speculatie. Omdat de bank geen winst hoeft te maken kan ze een lange horizon bij het vertrekken van kredieten hanteren (geduldig geld) en ook niet-financiële opbrengsten in de winst-en-verliesrekening laten meewegen (de opbrengsten voor de gemeenschap of het klimaat). Eventuele winsten vloeien terug naar de staat. Dit is geen utopie. De econome Ellen Brown beschrijft hoe de Bank of North Dakota in de Verenigde Staten al deze functies al decennia lang succesvol vervult. De bak wordt gegarandeerd door de staat North Dakota. Ze verstrekt zakenleningen via een netwerk van lokale banken en kredietmaatschappijen. Ze vertrekt ook studentenleningen tegen lage rente; een urgent probleem in de VS. De BND heeft heel lage organisatiekosten, heeft alle financiële en huizencrises glansrijk doorstaan en keert regelmatig haar winsten uit aan de staat. Omdat de BND opereert als een bank kan ze gebruik maken van de gunstige kredietvoorwaarden van de Amerikaanse centrale bank (Brown, 2016, 144).
3. Pleidooi voor een Commonsbank
Mijn voorstel zou zijn dat het Commons Lab probeert de gemeente Amsterdam te overreden een publieke of Commonsbank op te richten. In eerste instantie zou het gaan om een beperkt, door de gemeente gefinancierd initiatief, ter financiering van burgerinitiatieven in de zorg en duurzame energieopwekking. In latere instantie kan de bank de mogelijkheid aanbieden aan particulieren en MKB om rekeningen te openen en hun betaalverkeer via de Commonsbank te laten lopen. De financiële risico’s voor de gemeente zijn gering. In plaats van subsidies biedt de gemeente laagrentende leningen aan die worden begeleid door ter zake kundige sectorspecialisten. De bank heeft een democratisch bestuur. Naast vertegenwoordigers van de gemeente en een aantal financiële specialisten die publiek bankieren goed begrijpen en ondersteunen, bestaat het bestuur van de bank uit een representatieve selectie van de Amsterdamse bevolking. Deze burgervertegenwoordigers krijgen, naar het voorbeeld van de Canadese coöperatieve bank Desjardin, training in bancaire zaken.
[1] https://www.bankrate.com/calculators/mortgages/amortization-calculator.aspx
[2] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/inkomsten-en-uitgaven-van-het-rijk-2021. Er zijn overigens goede redenen om niet de hele staatsschuld af te lossen, maar dat is een andere discussie.
[3] https://nl.wikipedia.org/wiki/Postbank_N.V.
[4] In de Duitstalige landen (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland) is nog steeds een laag van regionale Raiffeissen en Landesbanken actief die kredieten verstrekken aan het MKB. Twee derde van de wereldleiders in het MKB bevinden zich in deze landen.